Inleiding
Historisch danken kasreserveregelingen hun ontstaan aan bedrijfseconomische overwegingen. Kasreserves werden aanvankelijk immers aangehouden ter voorkoming van liquiditeitsproblemen bij banken. Maar in de loop van de jaren hebben kasreserveregelingen in belangrijke mate een monetaire functie gekregen. Kasreserveregelingen zijn namelijk instrumenten van monetair beleid, evenals kredietplafonnering, discontopolitiek, openmarktpolitiek en valuta-interventie. Vanaf de tachtiger jaren is het gebruik van kredietplafondregelingen door centrale banken in zowel ontwikkelde als ontwikkelingslanden steeds meer teruggedrongen ten gunste van kasreserveregelingen en openmarktpolitiek. De verschuiving kan geplaatst worden in het licht van een gewijzigde financiële tijdgeest. Hierbij kan worden gedacht aan zaken als liberalisering, hervorming, internationalisering, integratie en innovatie binnen het financiële gebeuren. Dergelijke ontwikkelingen noodzaken tot het hanteren van aangepaste instrumenten, wil een centrale bank de effectiviteit van haar monetair beleid waarborgen.


Definitie en doel
Bij kasreserveregelingen gaat het om administratieve voorschriften vanwege de centrale bank welke de banken verplichten kasreserves in de vorm van kasmiddelen en/of tegoeden bij de centrale bank aan te houden, in een zekere verhouding tot de stand of de groei van bepaalde posten op hun balans. De technische vormgeving van de regeling vertoont evenwel verschillen tussen landen. Zo heeft de kasreserveregeling soms betrekking op de kredietverlening/beleggingen en soms op de deposito’s. Er kan een uniform kasreservepercentage gelden, maar er bestaan ook gedifferentieerde percentages. In bepaalde landen wordt er rente vergoed op de kasreserves, in andere weer niet. Voorts kunnen de typen financiële instellingen, waarop deze regeling betrekking heeft, uiteenlopen.
Met kasreserveregelingen beogen centrale banken langs een indirecte weg de uitzettingen, en daarmee de geldcreatie, van banken te beïnvloeden.

Introductie in Suriname
Per 15 mei 2001 werd in Suriname de kasreserveregeling geïntroduceerd voor de algemene banken ter vervanging van de in het verleden (sinds 1968) gehanteerde kredietplafondregeling. Twee van de toen zeven banken vielen geruime tijd buiten deze regeling aangezien zij niet aan de vereiste voorwaarden voldeden[1]. Doch met ingang van 14 juli 2004 zijn de twee banken alsnog onder de kasreserveregeling geplaatst, echter met aangepaste kasreservepercentages. De percentages zouden met inachtneming van hun liquiditeitspositie in de loop van de tijd, worden opgetrokken tot het uniform geldend kasreservepercentage voor alle in Suriname opererende algemene banken. Conform het gestelde zijn de kasreservepercentages van de betrokken banken gefaseerd verhoogd. Voor één van de twee banken is het kasreservepercentage met de laatste verhoging op 3 januari 2007 gelijk gaan lopen met dat (25%) van de overige banken. Ook van de andere bank zal binnen niet al te lange tijd het kasreservepercentage dat niveau bereikt hebben dat gesproken kan worden van een uniform kasreservepercentage voor het algemeen bankenwezen in Suriname.

Het aangrijpingspunt van de kasreserveregeling ligt in de bankbalans bij de toevertrouwde middelen, ook wel aangeduid met de Engelse term ‘reserve base’. De reserve base omvat de rekening-couranttegoeden, spaartegoeden, termijndeposito’s en andere door het publiek aan de banken toevertrouwde middelen in Surinaams courant. Voor de reserve base in vreemde valuta geldt een andere regeling (zie verder).
De kasreserveregeling houdt in dat de banken een verplichte kasreserve in de vorm van een renteloos deposito aanhouden bij de Centrale Bank van Suriname (CBvS). Het kasreservepercentage werd initieel voor de vijf deelnemende banken vastgesteld op 27½% van de reserve base. De hoogte van dit percentage werd zodanig gekozen dat de banken min of meer evenveel kredietruimte ter beschikking zouden hebben als bij de kredietplafondregeling.
Met ingang van 7 augustus 2002 werd naar aanleiding van de toen heersende financieel-monetaire condities, het kasreservepercentage verhoogd naar 35%. In de tweede helft van 2004 werd het monetair beleid iets versoepeld, mede in het licht van de monetaire stabiliteit. Zo werd op 21 juli 2004 het kasreservepercentage voor de banken teruggebracht naar 32½% en per 20 oktober 2004 verlaagd tot 30%.
Vanaf 4 januari 2006 gold een kasreservepercentage van 27%. Begin 2007 is het monetair beleid verder versoepeld. De stabiliteit die zich nu al enkele jaren manifesteert op het monetaire vlak kan als de drijvende kracht voor de aanpassing worden aangemerkt. Vanaf 3 januari 2007 bedraagt het kasreservepercentage 25%.
Het effectieve kasreservepercentage voor de banken valt echter aanzienlijk lager uit aangezien zij een deel van de verplichte kasreserves mogen aanwenden voor de financiering van hypotheekleningen voor de woningbouw.

De verplichte kasreserves per bank worden wekelijks (des woensdags) vastgesteld op basis van hun rapportages waarna de betreffende rekeningen van die banken bij de CBvS dienovereenkomstig worden gedebiteerd of gecrediteerd. Indien een bank minder tegoeden aanhoudt bij de CBvS dan vereist, zijn er sancties in de vorm van boetes van kracht. De door de CBvS opgelegde boete houdt in een rentebetaling over de periode van het manco op basis van de hoogste kredietrente van de betreffende bank vermeerderd met twee procentpunten. Bij liquiditeitstekorten kunnen de banken een beroep doen op kredietfaciliteiten van de CBvS (‘discount window’).

Voor elke bankinstelling is er bij de CBvS een speciale kasreserverekening geopend voor de exclusieve administratie van de verplichte kasreserve. Daarnaast is de CBvS gemachtigd om van elke bank middelen van de zgn. werkrekening over te hevelen naar de kasreserverekening, en vice versa. Door het tweerekeningensysteem komt het in de praktijk erop neer dat het vereiste peil van de kasreserve altijd gehaald wordt. Indien de werkrekening van een bank niet voldoende middelen heeft uitstaan om het vastgestelde niveau van de kasreserve de dekken, komt de werkrekening tijdelijk debet (‘rood’) te staan bij de CBvS. Een bank met zo’n liquiditeitstekort doet dan een beroep op kredietfaciliteiten van de CBvS. Uiteraard kunnen banken ook om andere redenen dan voor het voldoen van de kasreserveverplichting, debet komen te staan op hun werkrekening bij de CBvS.

Kasreserve- vs. kredietplafondregeling
Beide regelingen hebben tot doel de geldschepping van de banken te beperken. Niettemin biedt de kasreserveregeling voordelen boven de kredietplafondregeling:
- het aanhouden van kasreserves bij de CBvS heeft de liquiditeitspositie van de banken verkrapt wat de CBvS meer mogelijkheden biedt om effectiever monetair beleid te voeren;
- de kasreserveregeling is relatief eenvoudig te administreren en beperkt de ruimte voor banken om middels verschuivingen binnen de depositocategorieën de effectiviteit ervan te omzeilen;
- de kasreserveregeling heeft een afname in de rentelasten (‘cost of funds’) van de banken tot gevolg gehad, hetgeen in zekere mate heeft bijgedragen tot de daling van het lokaal renteniveau in met name 2001. Anderzijds is een aantal banken ertoe overgegaan om een geringe interest te vergoeden op rekening-couranttegoeden, wat jarenlang niet meer het geval was;
- door de wekelijkse toetsing bij de kasreserveregeling, in tegenstelling tot de twee-wekelijkse toetsing bij de kredietplafondregeling, is belangrijke monetaire informatie sneller beschikbaar waardoor het beleid ook tijdig kan worden bijgesteld.

Regeling vreemde valutabedrijf
Met ingang van 12 februari 2003 werd er door de CBvS eveneens een kasreserveregeling geïntroduceerd voor de vreemde valutadeposito’s bij de zes lokale deviezenbanken[2]. Deze regeling heeft betrekking op de reserve base in vreemde valuta. Het doel van de regeling is om enerzijds de stabiliteit in de waarde van de Surinaamse munt te bevorderen en anderzijds een liquiditeitsbuffer te vormen zodat aan het opvraagbaarheidsrisico van vreemde valutategoeden, in enige mate kan worden voldaan.
Het kasreservepercentage is uniform voor alle deelnemende banken en beliep aanvankelijk 17½%. In tegenstelling tot de versoepeling van de kasreserveregeling in lokale valuta, werd de kasreserveregeling voor het vreemde valutabedrijf aangescherpt in 2004. Het kasreservepercentage werd ingaande 3 november 2004 verhoogd met vijf procentpunten tot 22½%. Dit percentage is met ingang van 2 februari 2005 verder omhoog getrokken tot 33?%. De toenemende intensiteit van het dollariseringsvraagstuk in onze economie ligt mede ten grondslag aan het aanscherpen van deze prudente maatregel. De kasreserveregeling voor de deviezenbanken wordt vooralsnog geprolongeerd voor het jaar 2007.

Bij de onderhavige regeling dienen de banken de kasreserves in liquide vorm aan te houden bij buitenlandse banken met een hoge rating. De liquide vorm houdt in dat de middelen op een rekening-courant dan wel depositorekening, moeten worden aangehouden. De hoge rating refereert aan een A-rating van het ratingsbureau Standard and Poor’s, of equivalent daaraan van een vergelijkbaar beoordelingsinstituut. De banken hebben namelijk speciaal voor de administratie van de vreemde valuta kasreserves US-dollar en eurorekeningen moeten openen bij buitenlandse banken. Op de eurorekeningen worden uitsluitend mutaties in euro’s geadministreerd. Op de US-dollar rekeningen worden mutaties in US-dollars en in alle andere valutasoorten, uitgezonderd de euro, geadministreerd voor hun equivalente waarde in US-dollars.
Evenwel is begin 2006 een verruiming van de beleggingsmogelijkheid van de verplichte kasreservemiddelen doorgevoerd. Ingaande 4 januari 2006 is het de banken toegestaan een deel van de verplichte kasreserves, onder voorbehoud van schriftelijke goedkeuring van de CBvS, desverlangd ook te beleggen in verhandelbare obligaties die snel en zonder veel kosten liquideerbaar zijn. Ook hier geldt dat de obligaties afkomstig dienen te zijn van emittenten die een hoge rating genieten.
Nadat de kasreserves per bank in US-dollars en euro’s wekelijks zijn vastgesteld door de CBvS, worden de banken hiervan in kennis gesteld zodat zij hun specifieke rekeningen in het buitenland naar rato kunnen belasten. Opgemerkt wordt dat gelet op de vorm waarin de kasreserves in vreemde valuta moeten worden aangehouden, in principe gesproken zou kunnen worden van een liquiditeitsreserveregeling in plaats van een kasreserveregeling.

Financiering woningbouw
Vanaf 12 februari 2004 is door de CBvS in samenspraak met de algemene banken die onder de kasreserveregeling in Surinaams courant vallen, een financieringsfaciliteit gecreëerd waarbij kredieten voor woningbouw, -renovatie en -uitbreiding kunnen worden verstrekt uit de kasreservemiddelen.
Het voornaamste doel van deze faciliteit is om de particuliere woningbouw weer tegen betaalbare rente binnen het bereik van de middeninkomensgroepen te brengen en zo het huisvestingsvraagstuk te helpen verlichten. De hypothecaire kredieten worden verstrekt tegen een rente van 7% per jaar. Initieel mocht de leensom per aanvrager maximaal SRD 70.000 bedragen met een looptijd van de lening van hoogstens 25 jaar. Het maximaal bedrag is per 4 januari 2006 echter verhoogd tot SRD 100.000. Het te bouwen woonhuis voor eigen bewoning mag een totale vloeroppervlakte van ten hoogste 150 m² bestrijken.
Bij de introductie van de faciliteit kon per bankinstelling maximaal 20% van het kasreservebedrag, zoals vastgesteld aan het eind van elk kwartaal, worden aangewend voor de financiering. Indien bijvoorbeeld de kasreserves van bank X per 30 september 2004 SRD 10 miljoen bedroegen, dan kon deze bank gedurende oktober – december 2004 tot een totaal bedrag van maximaal SRD 2 miljoen aan woningbouwkredieten verstrekken.
In het eerste kwartaal van 2005 trad er enige wijziging op in de grondslag voor de berekening van het maximaal vrij te geven bedrag uit de kasreservemiddelen. Het financieringsplafond wordt namelijk gerelateerd aan de stand van de reserve base in plaats van aan de stand van de kasreserve. Gegeven de verlagingen van het kasreservepercentage was de aanpassing in de berekeningsgrondslag vooral uit administratief-technische overwegingen van belang. Het financieringsplafond werd vastgesteld op 7% van de reserve base. Dit plafond heeft een dynamisch karakter, hetgeen inhoudt dat het meegroeit met toenames in de aan de banken toevertrouwde middelen, en vice versa.
Gegeven de grote vraag die er bestaat naar de 7%-hypotheekleningen kan de conclusie niet anders luiden dan dat de betrokken woningbouwfaciliteit in een belangrijke behoefte voorziet. Om zoveel mogelijk tegemoet te komen aan de vraag heeft de CBvS -na ter zake gevoerd overleg met de directies van de algemene banken- het financieringsplafond geleidelijk moeten optrekken. Dit plafond is in drie stappen van elk één procentpunt verhoogd en ingaande 3 januari 2007 gebracht op 10% van de reserve base.

De benodigde kasreservemiddelen worden door de CBvS op schriftelijke afroep van de algemene bank beschikbaar gesteld zodra zo’n bank een transactie heeft afgesloten met haar cliënt.
De benutting van de onderhavige faciliteit heeft vooral vanaf het laatste kwartaal van 2004 vaart genomen. Per ultimo december 2004 hadden de banken als totaliteit SRD 21,5 miljoen uitstaan aan deze speciale woningbouwkredieten, waarmee de bouw van circa 221 nieuwe woningen, de afbouw van 105 woningen en de renovatie c.q. uitbreiding van 134 woningen werden gefinancierd. Per ultimo december 2006 waren de hypotheekleningen opgelopen tot een omvang van SRD 76,8 miljoen waarmee 717 nieuwbouwwoningen, 325 afbouwwoningen en 494 woningrenovaties c.q. -uitbreidingen werden gefinancierd. Zulks komt erop neer dat per eind 2006 de banken als totaliteit circa 90% van de hun beschikbare kredietruimte uit de kasreserves hadden benut. Mede door deze nadering van het maximum is een verdere verruiming van het financieringsplafond doorgevoerd. Hierdoor zal de continuïteit van de onderhavige faciliteit voorlopig voortduren.

Slot
De introductie van de monetaire kasreserveregeling in Suriname kan als een zeer positieve ontwikkeling worden getypeerd, ook met het oog op standaardisatie ter zake binnen de regio. De CBvS dient evenwel erop toe te zien dat de effectiviteit van dit instrument niet wordt ondergraven middels financiële innovaties.

Drs. Saira Jahangir-Abdoelrahman
Algemeen Econoom
Hoofd Monetaire Sectie, afdeling Onderzoek en Documentatie
Centrale Bank van Suriname
12 februari 2007

[1] Vermeld wordt dat de Surichange Bank N.V. die ingaande 9 september 2005 als achtste algemene bank operationeel is in Suriname, eveneens in de kasreserveregeling is opgenomen.

[2] De Surichange Bank N.V. en de Finabank N.V. hebben per respectievelijk 27 oktober 2005 en 3 maart 2006 eveneens de status van deviezenbank verkregen. Hiermee zijn alle acht in Suriname opererende algemene banken tevens ook deviezenbanken.

Exchange RatesMarch 09th and until further notice

Currency Buying Selling
USD 14,018 14,290
EUR 16,628 16,959
GBP 19,396 19,782
ANG 7,699 7,852
AWG 7,784 7,939
BRL 2,438 2,485
TTD 2,063 2,103
BBD 6,907 7,044
XCD 5,190 5,293
PER 100 GYD 6,657 6,790

Gold CertificatesMarch 09th and until further notice

Coupon SRD
5 gram 7.814,97
10 gram 15.629,94
50 gram 78.149,69
100 gram 156.299,39
500 gram 781.496,94
1000 gram 1562993,88
Gold LME: USD 1.701,00 /tr.oz.

Inflation

    Average End-of-period
2022   52.4 54.6
       
2023   Month-to-month Year-to-year
Jan   3.7 55.6
Feb   3.2 57.9
Mar   3.2 59.6
Apr   5.7 65.4
May   2.4 65.0
Jun   2.3 54.6
Jul   3.0 56.6
Aug   2.0 53.5
Sep   1.5 50.8
Oct   1.0 42.9
Nov   0.6 38.7
Dec   0.1 32.6
       
2024   Month-to-month Year-to-year
Jan   0.9 29.0
Feb   0.4 25.4
Mar*   4.4 26.8

*) Preliminary figures

 

 

Gewogen Gemiddelde Koersen14 mei - 15:00u (Giraal)

Geldsoort Aankoop Verkoop
USD 32,164 32,649
EUR 34,287 34,931
GBP 40,385 41,177
ANG 17,673 18,019
AWG 17,869 18,219
BRL 6,266 6,389
TTD 4,758 4,851
BBD 15,856 16,166
XCD 11,913 12,146
GYD PER 100 15,283 15,583
CNY 4,446 4,533

Gewogen Gemiddelde Koersen14 mei - 15:00u (Bankpapier)

Geldsoort Aankoop Verkoop
USD 31,980 32,323
EUR 33,350 33,898
GBP 40,154 40,949
ANG 17,571 17,919
AWG 17,767 18,118
BRL 6,230 6,353
TTD 4,730 4,824
BBD 15,765 16,077
XCD 11,844 12,079
GYD PER 100 15,196 15,497
CNY 4,421 4,508

GoudcertificatenMei 14

Coupure SRD
5 gram 24.602,61
10 gram 49.205,22
50 gram 246.026,09
100 gram 492.052,19
500 gram 2.460.260,94
1000 gram 4.920.521,88
Gold LBMA USD 2.343,80 /tr.oz.

Gewogen gemiddelde toegewezen OMO rente

Veiling ID Veiling Datum Rente (%)
CBTD240508-1W 2024-05-08 24,9
CBTD240502-1W 2024-05-02 30,0
CBTD240424-1W 2024-04-24 34,6
CBTD240417-1W 2024-04-17 34,3

Rente Beleningsfaciliteit

Veiling ID Veiling Datum Rente (%)
CBTD240508-1W 2024-05-08 29,9
CBTD240502-1W 2024-05-02 36,0
CBTD240424-1W 2024-04-24 41,5
CBTD240417-1W 2024-04-17 41,2
Weekbalans

Inflatie

    Average End-of-period
2022   52.4 54.6
       
2023   Month-to-month Year-to-year
Jan   3.7 55.6
Feb   3.2 57.9
Mar   3.2 59.6
Apr   5.7 65.4
May   2.4 65.0
Jun   2.3 54.6
Jul   3.0 56.6
Aug   2.0 53.5
Sep   1.5 50.8
Oct   1.0 42.9
Nov   0.6 38.7
Dec   0.1 32.6
       
2024   Month-to-month Year-to-year
Jan   0.9 29.0
Feb   0.4 25.4
Mar*   4.4 26.8

*) Preliminary figures