maart 2013
In 2012 was de inflatie beduidend lager dan in 2011 (figuur 1). Het jaargemiddelde bedroeg
5.0%, terwijl gedurende het jaar de inflatie terugliep van 15.3% per eind 2011 tot 4.4 % ultimo
december 2012. De Centrale Bank van Suriname had begin 2012 een streefcijfer voor de inflatie
tussen 5% en 6% bekendgemaakt.
Deze target is dus gehaald en de Bank blikt terug op
standvastig beleid dat dit mogelijk maakte. Tevens geeft de Bank aan dat inflatie van hooguit 5%
de norm blijft voor 2013.
Voor het tweede achtereenvolgende jaar kondigt de Bank een inflatie streefcijfer aan. Zij vindt
het belangrijk een signaal af te geven dat bewaakt moet worden, omdat dit houvast biedt aan
de verwachtingen en het te voeren financieel monetaire beleid. In vele landen blijkt immers dat
transparantie in het monetair beleid kan helpen om de inflatie laag te houden. In Suriname
vindt overleg tussen de monetaire autoriteiten – de Centrale Bank en het Ministerie van
Financiën – en ruggenspraak met de sociale partners plaats om inflatie te bedwingen.
Inflatie of opwaartse druk op de prijzen werkt nadelig voor brede groepen in de samenleving.
Hogere prijzen verminderen de koopkracht van het inkomen en daarmee de welvaart van de
burgers. Ook de internationale concurrentiepositie kan verslechteren door inflatie. De exporten
worden duurder en de handelspartners besluiten om minder Surinaamse producten te kopen.
Het land verdient dan structureel minder deviezen en er ontstaat druk op de wisselkoers. De producenten ondervinden last hiervan omdat zij dan meer moeten betalen voor inputs en
kapitaalgoederen geïmporteerd uit het buitenland. Buitenlandse investeerders zullen hoge
inflatie als een risico voor hun investeringen zien; als zij weg blijven kan het land verstoken
raken van kapitaal en know how. Dit geeft aan waarom velen gebaat zijn bij lage inflatie.
Druk op de prijzen ontstaat in de meeste gevallen indien de vraag naar goederen en diensten
veel groter is dan het aanbod. In monetaire bewoordingen gebeurt dit wanneer de groei van de
binnenlandse geldhoeveelheid of de liquiditeitenmassa harder gaat dan de groei van het
binnenlands product. In termen van het monetair beleid moet daarom een te grote toename
van de liquiditeiten worden afgeremd. In Suriname draagt beleid van de Centrale Bank en het
Ministerie van Financiën hieraan bij. Daarnaast hebben ook het bedrijfsleven en de vakbonden
een rol te vervullen.
Historisch heeft de Bank een klein aantal instrumenten ter beschikking gehad. Op dit moment
hanteert zij het kasreservebeleid. Dit instrument beheerst de mate waarin de algemene banken
hun kredietverlening kunnen doen toenemen. Groei in de kredietverlening die geen tred houdt
met de economische groei of enkel consumptie stimuleert, kan immers inflatie aanwakkeren.
Ook tracht de Bank om druk op de valutamarkten, c.q. de wisselkoers, die kan ontstaan vanuit
tijdelijke vraagoverschotten, te beperken. Zij kan dit doen door valuta-interventie. Dit is alleen
verstandig zolang er sprake is van structureel evenwicht en naar verwachting de economie al
weer snel op eigen kracht meer deviezen zal verdienen. In de toekomst zal de Bank meerdere
instrumenten voor monetair beleid toepassen, zoals openmarkt operaties en een modern
interbancair leningenstelsel.
Voorts zijn er afspraken met het Ministerie van Financiën om de financiering van
begrotingstekorten zo beperkt mogelijk te houden. Een lening van de Bank wordt alleen tijdelijk
verstrekt en deze moet gauw worden terugbetaald. De overheid dient zich daarom te houden
aan verantwoord fiscaal beleid. Ten slotte moeten de sociale partners als het bedrijfsleven en
de vakbonden meehelpen om de inflatie te beperken, bijvoorbeeld door geen bovenmatige
prijs- en loonsverhogingen voor te stellen.
Het mag duidelijk zijn dat de Centrale Bank niet alleen in staat is voor lage inflatie te zorgen.
Lage inflatie is dan ook meer dan een wens van de samenleving; het is ook haar
verantwoordelijkheid.