De Kasreserveregeling in Suriname
Recente ontwikkelingen
Inleiding
Historisch danken kasreserveregelingen hun ontstaan aan bedrijfseconomische overwegingen. Kasreserves vormen namelijk een buffer voor mogelijke liquiditeits- en solvabiliteitsrisico’s van banken. Naast het prudentieel oogmerk, hebben kasreserveregelingen in de loop der jaren een monetaire en liquiditeitsmanagementfunctie bijgekregen. Een kasreserveregeling als instrument van monetair beleid beoogt het uitzettingspotentieel van banken en daarmee geldcreatie in de economie te reguleren met het groter doel om inflatie te beïnvloeden. Bij gebruik van kasreserves voor liquiditeitsmanagement wordt aan de banken toegestaan om een deel van hun verplichte kasreserves aan te wenden voor korte-termijn liquiditeitsbeheer teneinde de volatiliteit van de korte-termijn rente te beperken. De banken moeten dan hun kasreserves gemiddeld over de aanhoudingsperiode op het vereiste peil houden.
Bij kasreserveregelingen gaat het om administratieve voorschriften vanwege de centrale bank welke de banken verplicht kasreserves in de vorm van kasmiddelen en/of tegoeden bij de centrale bank aan te houden. Deze staat in een zekere verhouding tot de stand of de groei van bepaalde posten op hun balans. De technische vormgeving van de regeling vertoont evenwel verschillen tussen landen[1]. In Suriname hebben wij een duaal kasreservesysteem, namelijk de kasreserveregeling voor het Surinaams valutabedrijf (de SRD-kasreserveregeling) en de kasreserveregeling voor het vreemde valutabedrijf (de VV-kasreserveregeling), elk met een eigen doel.
De SRD-kasreserveregeling
Per 15 mei 2001 werd voor de algemene banken in Suriname de SRD-kasreserveregeling geïntroduceerd ter vervanging van de sinds 1968 gehanteerde kredietplafondregeling. De grondslag voor de SRD-kasreserveregeling is het ‘Algemeen Voorschrift Kasreserveregeling voor het Surinaams valutabedrijf’ van mei 2001. Het doel is de kredietgroei van de banken en daarmee de geldgroei in de economie te beperken teneinde de stabiliteit in de waarde van de Surinaamse munt te bevorderen.
Het aangrijpingspunt van de kasreserveregeling ligt in de bankbalans bij de toevertrouwde middelen, ook wel aangeduid met de Engelse term ‘reserve base’. De reserve base omvat de rekening-couranttegoeden, spaartegoeden, termijndeposito’s en andere door het publiek aan de banken toevertrouwde middelen in Surinaams courant. Onder deze regeling dienen de algemene banken een verplichte kasreserve in de vorm van een renteloos deposito aan te houden bij de Centrale Bank van Suriname (de Bank). Voor de administratie hiervan is bij de Bank per bank een kasreserverekening geopend. Het kasreservepercentage werd initieel vastgesteld op 27½% van de reserve base en bedraagt vanaf 4 november 2015 35%. In tabel 1 zijn de aanpassingen van het SRD-kasreservepercentage in de loop van de tijd weergegeven. Een verhoging van het kasreservepercentage wordt getypeerd als een verkrapping van het monetair beleid (liquiditeit afromend), terwijl een verlaging een versoepeling van het monetair beleid inhoudt (liquiditeit verruimend). Beleidsbeslissingen omtrent aanpassing van het kasreservepercentage geschieden primair in het licht van de heersende en te verwachten binnenlandse financieel-monetaire ontwikkelingen en condities.
[1] Zo heeft de kasreserveregeling soms betrekking op de kredietverlening/beleggingen en soms op de deposito’s. Er kan een uniform kasreservepercentage gelden, maar er bestaan ook gedifferentieerde percentages. In bepaalde landen wordt er rente vergoed op de kasreserves, in andere weer niet. Voorts kunnen de typen financiële instellingen, waarop deze regeling betrekking heeft, uiteenlopen.