TOELICHTING OP DE WEEKBALANS
VAN DE
CENTRALE BANK VAN SURINAME
INLEIDING
Conform artikel 34 lid 1 van de Bankwet 1956 dient de president van de Bank eenmaal in de week melding te doen van de verkorte balans van de Bank door plaatsing hiervan in het Advertentieblad van de Republiek Suriname, in een door de minister van Financiën goedgekeurde vorm.
De additionele plaatsing van de weekbalans op de website van de Bank (www.cbvs.sr) heeft, hoewel niet wettelijk verplicht, zowel de toegankelijkheid van deze statistiek als de transparantie van de operaties van de Bank sterk vergroot.
De weekbalans wordt aan het einde van elke werkweek na kassluiting opgemaakt en geeft onder meer inzicht in de financiële betrekkingen van de Bank met het publiek, de overheid, de algemene banken en het buitenland.
In deze toelichting op de posten van de weekbalans refereren de wetsartikelen - tenzij anders vermeld - aan de Bankwet 1956, zoals gewijzigd per 20 mei 2005 en als geldende tekst gepubliceerd op 2 december 2010 in het Staatsblad van de Republiek Suriname (S.B. 2010 No. 173).
ACTIEFPOSTEN
1.Goud
Bezit aan goud. Dit goud bestaat uit goudbaren en industriegoud. Bij het industriegoud wordt gerekend met 93% van het bruto gewicht. ¹ De waardering van deze post is gebaseerd op de prijsnotering van de London Metal Exchange, ² omgerekend tegen de door de Bank gehanteerde aankoopkoers voor de US-dollar. Het goud dient, tezamen met de deviezen in bezit en onder beheer van de Bank, als wettelijke dekking van de Surinaamse dollar, zoals voorgeschreven in artikel 19 lid 1.
2.Buitenlandse vorderingen en andere buitenlandse waarden
Bezit aan deviezen. Deze post bestaat uit kasmiddelen, rekening-courant tegoeden en beleggingen in vreemde munt. De buitenlandse vorderingen en de voorraad vreemd bankpapier (kasmiddelen) worden gewaardeerd tegen de aankoopkoersen van de Bank voor de desbetreffende valuta’s. De aanwas in het deviezenbezit van de Bank vindt primair plaats vanwege aankopen van de Staat u.h.v. in valuta ontvangen belastingen, dividend en leningen. Een andere bron van deviezenaanwas is verdiende rente op door de Bank in het buitenland belegde tegoeden.
3.Bijzondere trekkingsrechten in het I.M.F.
Tegoed van Suriname bij het Internationaal Monetair Fonds (IMF) ontstaan uit hoofde van toegewezen internationale liquiditeiten (behoort tot de officiële deviezenreserves). Indien de wereldreserves enige tijd procentueel trager groeien dan de wereldimport, kan het IMF besluiten de lidlanden, naar rato van hun quotum,³ kosteloos van bijzondere trekkingsrechten (Special Drawing Rights,⁴ afgekort SDRs) te voorzien en zodoende een internationale geldkrapte voorkomen. De laatste keer dat deze mondiale geldschepping plaatsvond was in 2009 i.v.m. de internationale recessie volgend op de internationale financiële crisis van 2007/08. Het in totaal toegewezen bedrag aan Suriname was toen ca. US$ 125 miljoen (SDR 88,1 mln).⁵
_____________________________________________________________________
¹ Bij wijze van norm wordt 7% van het bezit aan industriegoud (ruw goud) als uitval beschouwd.
² Lange tijd is de prijsnotering gebaseerd geweest op de “London Afternoon Fixing” (15.00 uur GMT)
³ Suriname’s quotum is ca. 0,04% (SDR 128,9 mln). Dit is de kapitaalbijdrage per lidland en wordt o.m. berekend op basis van de
omvang van het bruto binnenlands product, de internationale handel en de goud- en deviezenreserves. Het quotum is binnen
het IMF bepalend voor het stemrecht, de toegang tot krediet en bij de toewijzing van bijzondere trekkingsrechten.
⁴ De SDR is de rekeneenheid van het IMF, die sinds 1 december 2015 is gebaseerd op de Amerikaanse dollar, de euro, de
Chinese yuan, de Japanse yen en het Britse pond sterling.
⁵ Bij de algemene allocatie op 28 augustus 2009, ter grootte van US$ 250 miljard, heeft Suriname naar rato van zijn quotum ca.
Klik hier voor de volledige toelichting