Moni Tori - 74

DE VONDST VAN EEN KELTISCHE SCHAT II

Moni Tori 73 van het Numismatisch Museum van de Centrale Bank van Suriname is gewijd aan de bijzondere muntvondst op een akker van ene boer Ben Otten in de wijk Amby ten oosten van Maastricht. Detectoramateur Paul Curfs deed de ontdekking van zijn leven: enkele gouden en zilveren Keltische munten uit de 1ste eeuw voor Christus. Moni Tori 74 is een vervolg op deze muntvondst.

De in Amby geborgen munten zijn geslagen rond het midden van de 1ste eeuw v��r Christus. Aangezien alle munten sporen van slijtage vertonen, kan de uiteindelijke begraving van de muntschat wat later hebben plaatsgevonden, bijvoorbeeld in de jaren 40 v��r Christus. Omdat er geen sporen van een bewoonde nederzetting zijn aangetroffen, moeten de munten door ��n of meerdere personen uit veiligheidsoverwegingen zijn begraven.

Gezien de datering van de muntschat mogen we deze verbinden met Caesars veroveringstochten en het droevige lot dat de Eburonen toen trof. Dit volk is vooral bekend om de anti-Romeinse opstand van 54 v��r Christus onder leiding van koning Ambiorix, die aanvankelijk een Romeins leger wist te verslaan. Hierna volgde echter een reeks niets ontziende wraakcampagnes van Caesar tegen dit volk, waarbij � als we de Romeinse generaal mogen geloven � de Eburonen vrijwel werden uitgemoord.
Volgens historische bronnen gebruikten Kelten en Germanen geld niet als betaalmiddel, maar vooral als statussymbool. De samenstelling van de muntschat van Amby wijst op contacten tussen Eburonen en Germaanse groepen uit de Rijnzone. We kunnen hier denken aan bondgenootschappen tussen stamleiders, waarbij ook grote partijen munten werden uitgewisseld. Opmerkelijk is dat Caesar dergelijke inter-tribale allianties expliciet vermeldt: de Eburonen zouden in 54/53 v. Chr. steun hebben ontvangen van Germaanse bondgenoten uit de Rijnzone (De Bello Gallico 5.27, 6.5).
Ook direct na be�indiging van de Gallische oorlogen (51 v. Chr.) blijven er nauwe relaties bestaan tussen de bevolking van de regio Tongeren/Maastricht en Germaanse groepen in het Rijnland. Tacitus vermeldt immers dat de stam der Tungri (met Tongeren als hoofdplaats) van Germaanse origine was, afkomstig uit de Rijnzone.
Tegen deze achtergrond is het een intrigerende hypothese dat de goud/zilverschat van Amby door een individu verborgen is tijdens de hectische periode van Caesars� verovering of de direct daarop volgende jaren.

Kelten en goud
Een historische bron uit de 1ste eeuw voor Christus, namelijk Diodorus Siculus in zijn Bibliotheca Historica boek V 27, verhaalt over de relatie tussen de Kelten en goud:

�In het gebied van de Kelten wordt in het algemeen geen zilver gevonden, maar wel veel goud, dat de bewoners winnen zonder dat men daarvoor schachten hoeft te graven of op een andere wijze hard hoeft te werken.
Want de rivieren, die zich in scherpe bochten kronkelen, doen van de bergen langs hun oevers grote steenblokken afvallen, die vol goudstof zijn. Dat stof wordt door mensen, die zich speciaal met dit werk bezighouden, verzameld, doordat deze lieden de brokken steen fijnmalen of breken, waarin het goudstof zit. En nadat ze met water alle verontreinigingen eruit gewassen hebben, brengen ze de goudkorrels voor het smelten naar de oven.
Op deze wijze vergaren zij een grote hoeveelheid goud, die tot sieraden verwerkt wordt, niet alleen voor vrouwen maar ook voor mannen. Om hun polsen en armen dragen zij gouden armbanden en om hun hals zware, dikke ringen van massief goud, evenals aan hun vingers. Wat de aan hun goden gewijde gebieden betreft, hebben de Kelten in het noorden een bijzondere en ongelooflijke gewoonte: ze hebben in hun heiligdommen en op heilige �gronden� veel goud gedeponeerd. Geen van de bewoners zou dat goud uit respect ooit aanraken, ofschoon de Kelten helemaal gek op goud zijn.�

Voor het vervaardigen van gouden munten werden gietvormen uit klei benut. In platen van klei werden dicht bij elkaar verdiepingen van gelijkmatige grootte aangebracht. Sporen van goud in deze holtes bewijzen dat de Kelten daarin goudstof tot grotere goudplaatjes smolten. Na het afkoelen van het edelmetaal werden de goudplaatjes uit de platen geslagen. Met behulp van stempels werden deze plaatjes tot munten geslagen. Op die manier ontstonden zowel platte als schotelvormige munten (de zogenaamde regenboogschoteltjes). De munten werden gereinigd en geconserveerd door de firma Restaura uit Haelen.
Kort na het bekend maken van de bijzondere vondst was de muntschat een korte tijd tentoongesteld in Centre Ceramique te Maastricht. De gemeente Maastricht is eigenaar van 80 munten. De overige munten van de muntschat heeft de gemeente in bruikleen van de verschillende detectoramateurs. De waarde zal nog worden vastgesteld. De eigenaar van de percelen waarop de munten gevonden zijn, krijgt de helft van de geldelijke waarde uitgekeerd. Er wordt nog onderzocht of en hoe de collectie in de toekomst permanent bezichtigd kan worden.

Bron:

� 2009 Centrale Bank van Suriname