Moni Tori - 38

GELD - "Een taalverhaal"

We kunnen met ons geld op verschillende manieren betalen. Contant bijvoorbeeld, met baar geld, met papieren geld of klinkende munt; met cheques of door te pinnen: plastic geld.
Contant brengt ons bij getallen. Tellen en vertellen, tal en taal; het zijn woorden die met elkaar te maken hebben. Ook in het Frans: compter �tellen� en conter �vertellen�. Vertellen is als het ware het optellen van de details van een gebeuren. Compter en conter zijn louter spellingsvarianten van hetzelfde woord.
Contant geld is gereed geld, geld dat je zo op tafel kunt leggen, dat je kunt uittellen.
Baar geld is ook gereed geld. Het is �open en bloot� geld. Het bijvoeglijk naamwoord baar dat �bloot� betekent komt alleen nog voor in vaste uitdrukkingen als baar geld, bare onzin, een bare leugen. De nevenvorm bar treffen we aan in barrevoets �met blote voeten�. Bar heeft een betekenisverschuiving ondergaan in de richting van �ruw� en �erg�.
Baar geld is klinkende munt. De munt vormt de basis van het muntstelsel. In het Latijn betekende moneta zowel muntstuk als muntplaats. Moneta ontwikkelde zich in het Frans tot monnaie �munt(en), kleingeld�, een woord dat we kennen als onderdeel van portemonnee. In het Engels werd money de algemene benaming voor geld.
Op veel Middeleeuwse munten was aan de voorkanten een kruis als wapen gestempeld. Vandaar de uitdrukking bij tossen: tussen kruis of munt? Later kwam op de plaats van het kruis meestal het portret van een vorst. Dat leverde kop of munt op. Munt betekent hier in beide gevallen de kant waarop de waarde van het geldstuk staat aangegeven.
Als we geen baar geld op zak hebben, kunnen we een cheque uitschrijven. Dit woord is afkomstig van het Arabische sakk �document, cheque�, dat oorspronkelijk �boek� betekende en dat uit het Perzisch komt. Cheque is van het Engels in het Frans beland en vanuit deze taal in het Nederlands.
Voordat er een geldstelsel bestond, voordat de munten waren uitgevonden, kende men andere ruilmiddelen. In landbouwgebieden werd daarvoor vaak vee gebruikt. Zo kon een woord voor �vee� zich in betekenis ontwikkelen tot een woord voor �geld�. Het Latijnse pecu/pecus �vee� heeft als grondwoord gediend voor pecunia �geld�. Ook het woord schat betekende oorspronkelijk �vee�. Maar laten we vee zelf niet vergeten dat afkomstig is uit Germaans fehu met de betekenissen �vee, bezit, geld�. Dit woord is etymologisch verwant aan het Latijnse pecu. In het huidige Engels heeft fee nu nog onder andere de betekenis van �honorarium� of �loon�.
De woorden fee en fooi hebben beide met geld te maken, maar verder hebben ze niets gemeenschappelijk. Het geven van een fooi hoort van oudsher bij het afscheid. Het Franse woord voie betekent �weg�, evenals het Latijnse via waar het vandaan komt. Wie afscheid neemt, begeeft zich weer op weg. Het Middelnederlands nam voie over als voye of voy �weg, pad�. Deze vormen ontwikkelden zich tot foy, foye en fooy(e), die naast �weg� de betekenis kregen van �tocht� en �reis�, en ook van �afscheidsmaal (v��r de reis)�. In het begin van de zeventiende eeuw werd fooy/fooi een �geschenk, gegeven bij het afscheidsmaal� en rond 1650 een �gift voor bewezen diensten�. Deze gift nam al gauw een financi�le gedaante aan, vandaar de huidige betekenis �drinkgeld�.
Wat niets kost, is gratis. Het woord gratis gaat terug op het Latijnse gratia �bevalligheid, dank, gunst�. Wat de betekenis �dank� betreft: het gaat om de vreugde die het geven biedt aan zowel schenker als ontvanger. Wederzijdse stralende gunst en erkentelijkheid. In het Italiaanse grazie is die aanvalligheid nog te proeven. Gratis, een verbogen vorm van gratia, betekende zoiets als �om de prijs van de vreugde, voor de prijs van de dank�, dus �kosteloos�. De betekenis �gunst� ontwikkelde zich in het Kerklatijn tot �onverdiende gave van God�, tot �genade�. En nu bestaat er ook het recht van gratie. Het zelfstandige naamwoord gratia zelf is voortgekomen uit het bijvoeglijk naamwoord gratus �bekoorlijk, dankbaar�. En dat ligt ook ten grondslag aan woorden als gratificatie en gratuit.
Iemand die geen geld heeft, noemt men wel eens een armoedzaaier.
Van oorsprong was een armoedzaaier een ruziestoker. Hij veroorzaakte armoede in de betekenis �ruzie�. Deze betekenis is mogelijk ontstaan uit de zegswijze in arren moede �met een boos gemoed�. Later associeerde men het eerste deel met �arm zijn� en trad er een betekenisverandering op.
Dan is er nog het woord geld zelf. Hoe verleidelijk is het niet om een relatie te leggen tussen geld en gold/goud. Een bedrieglijke klankovereenkomst helaas. De verleden tijd van het met geld verwante werkwoord gelden mag dan wel gold zijn, maar gold �goud� is etymologisch gezien een heel ander woord. De betekenis van geld was �vergelding�, �offer� en die van goud �het geelglanzende metaal�. Verwanten van goud zijn geel, gal, glanzen en glinsteren. Goud blinkt en geld stinkt.

Bron:

� 2008 Centrale Bank van Suriname