Moni Tori - 30 |
HET WEGEN VAN GELD (III)
In de laatste Moni Tori werd door
het Numismatisch Museum van de Centrale Bank van Suriname het een en ander
verteld over de muntgewichten die vroeger gebruikt werden bij het wegen van
geld. In deze Moni Tori gaan we praten over de dozen waarin deze muntgewichten
opgeborgen werden.
Muntgewichtdozen
De oudste doosjes met balans voor
fijne weging dateren uit de vroege middeleeuwen. Deze zijn vooral in graven
aangetroffen. E�n messing of bronzen doosje is gevonden in een zevende-eeuwse
graf uit de omgeving van M�nchen (Duitsland). Het bevatte een vouwbalansje,
maar het is niet helemaal zeker of de gewichtjes die erin zaten wel gebruikt
werden voor het wegen van munten. In het zevende-eeuwse graf in Wallerst�dten
(Duitsland) waren schaaltjes en gewichtjes, samen met een toetssteen, opgeborgen
in een leren buidel. Naarmate er vanaf de vijftiende eeuw meer verschillende
muntsoorten in omloop kwamen, moesten uiteraard verschillende gewichtjes
aangeschaft worden. Hierdoor ontstond langzamerhand de behoefte om de gewichtjes
en balansje bij elkaar op te kunnen bergen.
In de Nederlandse- en Belgische bodem is een klein aantal veertiende- of
vijftiende-eeuwse Zuid-Nederlandse- en Franse dozen gevonden. Vier daarvan zijn
vervaardigd van messing, twee van hout; zij meten maximaal 10 x 5 cm
respectievelijk 14 x 7 cm. Waarschijnlijk zijn de messing exemplaren omstreeks
1400 vervangen door houten doosjes. De oudere messing dozen hebben nog geen
aparte vakken voor de gewichten, in tegenstelling tot die van hout. Het aantal
gewichten per doos was beperkt. Na 1500 nam het aantal soorten goudstukken in de
muntomloop sterk toe en daarmee ook het aantal (losse) muntgewichten in de
dozen. Daarom ging men in verband met de overzichtelijkheid dozen maken met voor
elk blokje en het balansje een plaats. Het zijn deze dozen die op de
vroeg-zestiende-eeuwse schilderijen van Quinten Massys, Marinus van Reymerswaele
en Jan van Hemessen zijn afgebeeld. Op een ander schilderij uit die periode is
in het deksel van de muntgewichtdoos een papiertje geplakt met de tekst CUELEN
en de afbeelding van een Keulse goudgulden. Keulen (Duitsland) was in de
zestiende- en vroege zeventiende eeuw een belangrijk centrum van
muntgewichten-fabricage. De Keulse produkten werden elders eveneens veel
gebruikt. Keulse dozen hebben vaak een zogenaamde bovenlade. Aan de binnenkant
van de deksel zit een schuif, waaronder een aantal muntgewichtjes is opgeborgen.
Daarnaast zijn er ook muntgewichtdozen gemaakt met een zogenaamde onderlade:
onderin de doos zit een la met een tweede niveau muntgewichten. Tenslotte is ook
de combinatie van boven- en onderlade in ��n doos in gebruik geweest.
![]() |
Zeventiende-eeuwse muntgewichtdoos met schuifje in het deksel (Roelof van der Schure: Amsterdam, 1659). |
De dozen van Keulse
muntgewichtmakers zijn waarschijnlijk door lokale schrijnwerkers geproduceerd.
Deze houten dozen werden ook ge�xporteerd, onder andere naar Antwerpen en
Amsterdam, om daar door lokale muntgewichtmakers te worden gevuld met hun eigen produkten.
In de loop van de eerste helft van de zeventiende eeuw begonnen Amsterdamse
muntgewichtmakers de benodigde dozen te betrekken van schrijnwerkers in hun
woonplaats.
Doordat rond het midden van de zeventiende eeuw het aandeel van goudstukken in
de circulatie sterk terugliep verminderde ook de produktie van muntgewichtdozen.
In het tweede kwart van de achttiende eeuw kwam het goud terug in de circulatie
en herstelde de markt voor muntgewichtdoosjes zich weer. Deze tweede opbloei was
echter niet zo intens en duurde ook niet zo lang, want de muntomloop was immers
sterk vereenvoudigd. Veel van de oude zestiende- en zeventiende-eeuwse munttypes
waren verdwenen en de toevloed van nieuwe types uit het buitenland bleef
beperkt. Bovendien maakten technische verbeteringen als het machinaal slaan en
het aanbrengen van randversieringen op de munten de individuele controle van de
massa van iedere munt door middel van muntgewichten ook overbodig: vanaf dat
moment kon het publiek visueel controleren of een (nieuwe) munt gesnoeid was.
Kort na 1800 viel in Nederland definitief het doek voor de muntgewichtmakers;
onder de veranderde omstandigheden waren zij niet langer nodig.
Bron:
� 2008 Centrale Bank van Suriname