Moni Tori - 29

HET WEGEN VAN GELD (II)

In deze Moni Tori gaan we verder met het onderwerp het wegen van geld:

Muntgewichten

Muntgewicht van rond 1500
uit de Zuidelijke Nederlanden,
voor controle van de halve
gouden �cu � la couronne
uit Frankrijk.

Waarschijnlijk is geld of goud altijd al gewogen om de juiste waarde vast te stellen en bedrog uit te sluiten.
Het oudste bekende muntgewicht is gemaakt in de vierde eeuw na Chr. Uit dezelfde tijd dateert een bepaling van Constantijn de Grote dat belastinggeld (dat wil zeggen: goudstukken) met een zuivere weegschaal en geijkte gewichten gewogen moest worden.
In de laat-Romeinse tijd was de massa van de gouden munten afgestemd op het gewichtstelsel. De omstreeks 307 ge�ntroduceerde gouden solidus
[1] (Gr. �nomisma�) had een massa van 1 nomisma, het 1/72 deel van een libra (�pond�), die onderverdeeld was in 12 unciae van ieder 6 nomismata. In 445 bepaalde keizer Valentinianus III dat het bedrog met gewichten met wortel en tak uitgeroeid moest worden en liet daartoe bronzen muntgewichten voor de solidus (en veelvouden) vervaardigen. Deze exagia[2] werden voorzien van het portret van de keizer, samen met een aanduiding van de massa in nomismata.
Al iets eerder waren in het Aziatische deel van het Oost-Romeinse rijk goedkopere glazen muntgewichten op de markt gekomen. Dit werden populaire gewichtjes en toen dit gebied in Arabische handen viel, ging de produktie ervan gewoon door. Vanuit Egypte verbreidde het gebruik van muntgewichten zich naar het westen van Noord-Afrika tot in het Islamitische Spanje. In de twaalfde eeuw verschenen daar de eerste muntgewichten (met een Arabische tekst) voor gouden dinars.
In Noord-Europa werden muntgewichten pas weer gebruikt vanaf het moment dat enkele Noord-Italiaanse steden in 1252 begonnen met de aanmunting van goudstukken. Een deel van deze munten vond al snel hun weg naar het Noorden, vermoedelijk in hun kielzog gevolgd door Noord-Italiaanse muntgewichten.
Wellicht is het wegen van gouden munten lange tijd niet alleen met muntgewichten gebeurd, maar tevens met pijlgewichten: een aantal in elkaar passende bakjes van oplopende waarden. Het schilderij van Petrus Christus uit 1449 toont in ieder geval dat rond het midden van de vijftiende eeuw gewogen werd met pijlgewichten. Zolang er voornamelijk kleine zilveren munten in omloop waren, werden deze niet individueel gewogen. Met de komst van de nieuwe, gouden munten ontstond de behoefte de munten na te wegen. De metaalwaarde van een goudstuk is immers veel hoger dan die van een zilverstuk van dezelfde massa. Met de toename van de intrinsieke waarde van het geld nam ook het risico op oneerlijkheid van het publiek toe. Valsemunterij, snoeien
[3] en pluggen[4] kwamen veelvuldig voor. Een andere vorm van minder gewenst gedrag is het al eerder besproken uitwegen van zware exemplaren. Waarschijnlijk om het �bicquetteren�[5] tegen te gaan vaardigde de Franse koning Philips VI in 1343 een verbod uit op het wegen van munten. Zelfs het in bezit hebben van een muntbalansje was niet langer toegestaan. Blijkbaar vreesde hij de slechte invloed van het �bicquetteren� op de kwaliteit van de muntomloop.                                          

Bron:


[1] Laat-antieke gouden munt ingevoerd door de Romeinse keizer Constantijn de Grote ca. 309.
[2] Rond of vierkant schijfje van glas (alleen ronde vorm) of onedel metaal, dat in gewicht overeenkomt met een bepaalde muntsoort.
[3] Vorm van muntvervalsing door verwijdering van muntmetaal aan de rand van munten. Teneinde dit snoeien tegen te gaan, werden munten voorzien van sierranden of randschriften.
[4] Het op het juiste gewicht brengen van een munt door een kegelvormig metaal (plug of prop) in het (opzettelijk) gemaakt gaatje te slaan.
[5] Het met een weegschaaltje uitzoeken van munten van bovengemiddeld gewicht uit omloop. Zolang, v��r de invoering van machinale muntslag, het gewicht van de geproduceerde munten uiteenliep, was het voordelig zware exemplaren achter te houden om te versmelten.

� 2008 Centrale Bank van Suriname