Moni Tori - 27

YOTIN KORTA

De Nederlandse Antillen, deel uitmakend van het Koninkrijk der Nederlanden, vormen het laatste restant van het Nederlandse koloniale verleden. In tegenstelling tot bijvoorbeeld Nederlands-Indi� krijgt deze eilandengroep vrij laat eigen munten. De eilanden waren voor de Westindische Compagnie belangrijke steunpunten. Ze deden dienst als uitvalbases voor de kaapvaart. In 1634 werd het eiland Cura�ao door Johannes van Walbeeck bezet; ook de beide andere Benedenwindse eilanden Bonaire en Aruba werden bij deze gelegenheid om veiligheidsredenen geconfisqueerd. In het Verdrag van de Vrede van Munster (1648) werden de Nederlandse rechten over dit gebied bevestigd. Vanaf 1675 tot aan het begin van de vierde Engelse oorlog in 1780 was Cura�ao een bloeiende vrijhandelshaven. Aan het einde van 18e eeuw stagneerde de bloei van de handel op Cura�ao en er ontstond al snel een tekort aan munten.
Om aan het gebrek aan pasmunten een einde te maken, werd door Gouverneur Johan Lauffer in 1799 het besluit genomen om de Spaanse zilveren pesos (8 realen) in vieren te kappen, van een instempeling te voorzien en elk vierde deel een waarde van 3 realen oftewel 18 stuivers te geven. Deze nieuwe munten kregen vanwege de vorm de naam �driekantje� en vanwege de vermeende produktiemethode de naam �guillotine� naar het gelijknamig moorddadig instrument uit de Franse revolutie. In het Papiamento werd de naam �guillotine� verbasterd tot �yotin korta�.

Driekantje van 3 reaal of 18 stuiver
In vijven gekapte zilveren 8 reaal,
met een ronde gekartelde instempeling met daarin het getal 3.
(ca. 1819-1825)

Driekantje van 25 cent
In vieren gekapte Nederlandse zilveren gulden van Willem I,
met een ovale instempeling waarin de letter C.
(1838)

De ronde instempeling op de munten bestaat uit een vijfbladig rozet met stippen tussen de bladeren. Op de voorzijde van deze munten staat het borstbeeld van de Spaanse koning afgebeeld. Op de keerzijde is het Spaanse wapen afgebeeld, geplaatst tussen twee pilaren. Er werden 28.000 en 32.000 munten tot driekantjes verwerkt.
Wanneer de driekantjes precies in omloop kwamen, is niet bekend. In een publikatie van 3 maart 1801 werd gewaarschuwd voor valse driekantjes, zodat aangenomen mag worden dat zij v��r deze datum zijn ingevoerd. Omdat dit kappen vrij slordig gebeurde, zijn er munten die te klein en soms te groot uitvielen. Dit was voor vervalsers het sein om Spaanse matten, zoals de munten van acht reaal in de wandeling werden genoemd, niet in vieren, maar in vijf stukjes te delen en van een instempeling te voorzien, die sterk leek op de echte. Ook tijdens het Engels bestuur (Engeland nam in 1810 Cura�ao in bezit) werden er driekantjes vervaardigd. Voordat deze in omloop kwamen, beval Gouverneur John Hodgson de inlevering van de oude driekantjes.
De nieuwe driekantjes, 40.000 stuks, waren geen vierde deel van een hele Spaanse mat, maar slechts 1/5 deel ervan. Er zijn 8.000 munten gekapt, die volgens een publikatie, gedateerd 30 augustus 1814, voor 3 realen of 18 stuivers gangbaar waren.

Bron:

� 2008 Centrale Bank van Suriname