Moni Tori - 7 |
MEMENTO MORI
Tegenwoordig maken
munten nog slechts een miniem deel uit van de geldomloop. In vroegere eeuwen was
dat anders. De gewone geldomloop bestond toen uit gouden-, zilveren- en koperen
munten. De waarde van een munt werd geheel bepaald door de hoeveelheid edel
metaal, die zij bevatte. Papiergeld was nog onbekend en van een giraal
betalingssysteem voor particulieren, zoals wij dat nu kennen, was geen sprake.
De nominale waarde van de munt was toen dus gelijk aan de intrinsieke waarde.
Munten werden algemeen geaccepteerd, omdat men vertrouwen had in de waarde
ervan: de ontvanger wist dat hij de munt voor hetzelfde bedrag in betaling kon
geven aan een ander. De betreffende overheid garandeerde de waarde van de door
haar uitgegeven munten en als uiterlijk teken daarvan werden zij voorzien van
voorstellingen en teksten waarin op verschillende manieren verwezen is naar die
overheid.
Maar was dat vertrouwen in de praktijk wel altijd zo gerechtvaardigd? Waren de
munten wel steeds van de goede massa en het juiste gehalte? Hoe kon de man van
de straat zekerheid hebben dat de munt die hij zojuist ontvangen had, zijn
gewicht in goud waard was en niet een klein beetje minder? Er waren een aantal
momenten waarop de waarde van een munt kon verminderen, zowel reeds tijdens de
produktie als tijdens de circulatie. De overheid trachtte de omloop van
minderwaardige stukken tegen te gaan door het uitvaardigen van strenge wetten
tegen muntvervalsers en muntschenners. Tevens was zij het publiek behulpzaam
door voorlichting te geven in de vorm van publikaties (met afbeeldingen) en door
de aanstelling van wisselaars, die ook een controlerende taak hadden.
![]() |
Om na te gaan of men betaald kreeg in volwichtige munt, kon de ontvangende
partij het gewicht van de geldstukken bovendien controleren door middel van
muntgewichten en/of muntweegapparatuur.
Muntgewichten ontstonden in de laatromeinse tijd. Vanaf de late middeleeuwen tot
in de negentiende eeuw waren speciale muntgewichtdozen populair. In zo�n
platte doos van handzaam formaat bevonden zich een balansje en een serie
gewichtjes voor de meeste waardevolle munten, die men in de circulatie aantrof. Het deksel van een muntgewichtdoos werd vanaf de late zestiende eeuw aan de binnenkant vaak voorzien van een etiket. Op deze etiketten zijn behalve afbeeldingen van de in de doos bewaarde muntgewichten regelmatig ook figuratieve sc�nes te vinden, die een moraliserende boodschap bevatten voor de gebruiker van de doos. In de meeste gevallen wordt die boodschap overgebracht door middel van een genre-achtige voorstelling, waarvan verschillende varianten bestaan en waarin een goudweger en de Dood vaste onderdelen zijn. De betekenis van deze sc�nes wordt verduidelijkt door een verwijzing naar Lucas 12, de parabel van de rijke man. |
Een veel voorkomende sc�ne is die van een goudweger die geschrokken opspringt
uit zijn stoel bij het zien van de Dood. Zojuist was hij nog bezig met het wegen
en tellen van zijn geld: muntstukken liggen voor hem op tafel, op de grond staan
zakken en kisten vol geld, een weegschaaltje heeft hij nog in zijn hand. Nu moet
hij echter toezien hoe Magere Hein, letterlijk vel over been, zijn geld wegneemt
en het in een grote schaal schept. Een bordje dat achter de man hangt en dat de
tekst "Luc. 12" draagt, verduidelijkt de strekking van de
voorstelling. In deze bijbeltekst wordt er namelijk op gewezen dat het geen
enkele zin heeft op aarde schatten te verzamelen. Deze zullen tijdens het
stervensduur niet kunnen baten, dan telt slechts een godvruchtig leven. Met
andere woorden Memento Mori, �gedenk te sterven�! |
![]() |
Bron:
Gewogen of bedrogen, het wegen van geld
in de Nederlanden
Marloes Huiskamp en Cor de Graaf
Rijksmuseum Het Koninklijk Penningkabinet
� 2008 Centrale Bank van Suriname