Moni Tori - 28

HET WEGEN VAN GELD (I)

Tegenwoordig maken munten nog slechts een miniem deel uit van de geldomloop. In vroegere eeuwen was dat anders. De gewone geldomloop bestond toen uit gouden, zilveren en koperen munten. De waarde van een munt werd geheel bepaald door de hoeveelheid edel metaal die zij bevatte. Papiergeld was nog onbekend. De nominale waarde van een munt was toen dus gelijk aan de intrinsieke waarde. Munten werden algemeen geaccepteerd, omdat men vertrouwen had in de waarde ervan: de ontvanger wist dat hij de munt voor hetzelfde bedrag in betaling kon geven aan een ander. De overheid garandeerde de waarde van de door haar uitgegeven munten en als uiterlijk teken daarvan werden zij voorzien van voorstellingen en teksten waarin op verwezen is naar die overheid.

Om na te gaan of men betaald kreeg in volwichtige munt, kon de ontvangende partij het gewicht van de geldstukken bovendien controleren door middel van muntgewichten en/of muntweegapparatuur. De komende moni tori�s gaan we de ontwikkeling van het wegen van geld bespreken.

Munten en gewichten

Egyptische muurschildering:
het wegen van gouden ringen

Reeds lang voordat de eerste munten gebruikt werden, gebruikte men stukjes ongestempeld edelmetaal van een bepaalde massa om financi�le transacties uit te voeren. De uit de achtste eeuw voor Christus daterende zogenaamde �duck weights� (op eenden lijkende gewichten) bijvoorbeeld, werden in Babyloni� gebruikt voor het wegen van goud. Ook in Egypte gebruikte men diverse andere dierfiguren als gewicht. Aangezien het hierbij nog niet ging om muntgewichten, worden deze goudgewichten verder buiten beschouwing gelaten. De eerste munten verschenen zo�n 26 eeuwen geleden in Lydi�, de kuststreek van West Turkije. Kleine stukjes metaal werden van een stempel voorzien, waarmee de vorst of een andere autoriteit de waarde ervan garandeerde. Vanuit Klein-Azi� breidde het gebruik om edelmetaal te munten zich uit over het omvangrijke Griekse cultuurgebied. Later verbreidden de Romeinen door hun veroveringen hun eigen muntwezen over grote delen van Europa.

Eeuwenlang omvatte het Romeinse muntstelsel munten van verschillende waarde in koper, zilver en goud. Alleen de gouden munten waren belangrijk genoeg om gecontroleerd te worden, aanvankelijk met algemene goudgewichten maar later met speciaal vervaardigde muntgewichtjes. Het aanmunten van koper en zilver nam na verloop van tijd steeds meer af en hield in de vijfde eeuw zelfs vrijwel op, maar de produktie van goudstukken bleef op redelijk hoog niveau. Ook nadat in de vierde eeuw het  Romeinse bestuur in Nederlandse streken goeddeels was weggevallen, bleven de in het Oost-Romeinse rijk gemaakte goudstukken veel aftrek vinden. In de zesde en het grootste deel van de zevende eeuw imiteerden de Germaanse stammen in het Westen die gouden munten dan ook op ruime schaal. Uit deze periode zijn diverse grafvondsten bekend met daarin weegschaaltjes, waarvan men aanneemt dat ze gebruikt werden om gouden munten te wegen. De blokjes die soms in de graven zijn gevonden worden door sommige onderzoekers als gewichten gezien, maar hun massa vertoont geen gelijkenis met de toen in omloop zijnde munten. Als muntgewicht zullen ze derhalve waarschijnlijk niet zijn gebruikt; misschien wel als goudgewicht. Het is goed mogelijk, dat in de zevende eeuw munten werden gewogen met behulp van een goede munt: dat wil zeggen een munt, waarvan de massa als voldoende wordt beschouwd.

Pas in de tweede helft van de zevende eeuw verdween het goud uit de muntomloop en in de zes daaropvolgende eeuwen werden er vrijwel uitsluitend zilverstukken gemaakt. Aan het begin van die periode werden in West-Europa munten van precies dezelfde massa gemaakt: Karolingische penning, de denarius, werd overal in het centraal bestuurde rijk volgens dezelfde wettelijke voorschriften aangemaakt. Waarschijnlijk werden deze muntjes, die veel minder waard waren dan de vroege gouden munten, niet gewogen maar volstond het tellen.

Bron:

� 2008 Centrale Bank van Suriname