Moni Tori - 23

KWALITEIT VAN MUNTEN (I)

Bij muntonderzoek wordt aandacht besteed aan slijtage en sporen van opzettelijke verminking. Voor vondstmunten komen daar ook nog het onderzoek van patina en corrosie bij. De graad van slijtage is op twee manieren belangrijk: voor vondstonderzoek en voor de verzamelwaarde van de munt. De slijtage van een munt in een vondst is een maat voor de tijd dat de munt in omloop is geweest, voordat hij in de muntschat werd opgenomen. Dit gegeven moet met de nodige voorzichtigheid gehanteerd worden. De regel is dat een veel gesleten munt lang in omloop is geweest en daarom naar alle waarschijnlijkheid geruime tijd voor het verbergen van de schat geslagen is. Nauwelijks gesleten munten zijn bijna niet in omloop geweest, maar hier moet men voorzichtiger zijn, omdat de mogelijkheid bestaat dat de munt bijna direct van het munthuis in een spaarschat is terechtgekomen en dus nooit in circulatie is geweest. In een grote vondst met veel exemplaren per muntsoort is de toevallige uitzondering meestal wel vast te stellen. Verzamelaars hechten vanzelfsprekend de meeste waarde aan een niet gesleten munt, waarop alle details goed zichtbaar zijn. De mate van slijtage wordt aangegeven door een aantal kwaliteitsaanduidingen:

2� gulden Willem III in FDC kwaliteit.
Deze kwaliteit vertoont geen slijtage.
Let op de scherpe baard en op het scherpe haar.
De wenkbrauw is duidelijk zichtbaar.

(wordt vervolgd)

Bron:

� 2008 Centrale Bank van Suriname